Algemene geschiedenis Allenstein – Olsztyn
Victor Coenen
Het ontstaan van de stad Allenstein (Olsztyn in het Pools) gaat terug tot 1348 als Teutoonse ridders er een kasteel bouwen waardoor er een neder-zetting ontstaat. Allenstein verandert in de loop der jaren nogal eens van nationaliteit; dan behoort Allenstein tot Pruisen en dan weer tot Polen. Allenstein wordt bekend als gezond-heids-, handels-, productie- en spoor-wegcentrum in de decennia vooraf-gaand aan de Eerste Wereldoorlog. Allenstein wordt in die tijd met name bewoond door Masuren: evangelisten, Pools van origine en levend onder de Duitse vlag. De Masuren voelden zich meer Duits of Pruisisch dan Pools.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog krijgt Allenstein bekendheid en wordt het een belangrijk onderhandelings-gebied tijdens de totstandkoming van het Verdrag van Versailles. Immers de beroemde historische slag bij Tannenberg, door veldmaarschalk Von Hindenburg gewonnen, speelt zich af in het gebied rondom Allenstein.
Na vier jaar hevige oorlogvoering, met miljoenen doden tot gevolg, verliest Duitsland de greep op de oorlogs-situatie. Hierop besluit de Duitse legerleiding om Prins Max van Baden de opdracht mee te geven om een staakt-het-vuren aan te vragen bij de Amerikaanse president, Woodrow Wilson. Wilson komt in overleg met de Franse Georges Clemenceau en de Engelse Lloyd George tot een dictaat dat de Duitsers moeten ondertekenen. De Duitse keizer Wilhelm II (1859 – 1941) treedt noodgedwongen af en vindt asiel in Nederland, waardoor Prins Max van Baden de handen vrij krijgt om een totale destructie van Duitsland te voorkomen en het dictaat te onder-tekenen. De vredesconferentie van Versailles begint op 8 januari 1919 in de spiegelzaal van het paleis van Versailles, eens de residentie van de Franse zonnekoning.
Na circa een jaar van onderhandelen en politiek touw-trekken tussen de grote drie, Wilson, George en Clemenceau, wordt de Duitsers het eindverdrag voorgelegd.
In het kort bestaat het verdrag uit drie hoofdpunten:
- Basisregels voor de vorming van de Volkenbond, later Verenigde Naties.
- Beschrijving van de nieuwe Duitse staatsgrenzen.
- Beschrijving van welke gebieden Duitsland moest afstaan en als belangrijkste onderdeel moest Duitsland zich schuldig erkennen aan de oorlog en een oorlogsvergoeding betalen.
Het Verdrag van Versailles bracht eveneens de terugtrekking van alle Duitse troepen met zich mee in de plebiscietgebieden. Deze gebieden kwamen onder de controle van een zogenaamde intergeallieerde controle-commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de overwinnende landen. Het betrof de gebieden Allenstein, Marienwerder, Opper-Silezië, het Saargebied en Sleeswijk. Voor ieder plebiscietgebied werd er een datum bepaald waarop de inwoners van dat gebied via een volksstemming konden bepalen welke nationaliteit zij in de toekomst wensten te verkrijgen, Duits of anderszins.
In Allenstein, evenals in de andere plebiscietgebieden, was de periode voorafgaand aan de datum waarop de volksstemming zou plaatsvinden, zeer hectisch en emotioneel beladen, hetgeen de nodige rellen tot gevolg had. Op 11 juli 1920 konden alle mannen en vrouwen van het Allenstein-gebied die 21 jaar of ouder waren, hun stem uitbrengen. De uitkomst was vrijwel unaniem: met 363.209 stemmen voor (97,7%) en 7.980 stemmen tegen kozen de Allensteiners voor behoud van de Duitse nationaliteit.

Postale geschiedenis van het plebiscietgebied Allenstein
Op 14 februari 1920 trad de intergeallieerde controlecommissie in het plebiscietgebied Allenstein aan. Postzegels van het Duitse rijk zonder opdruk waren geldig in het Allenstein-gebied totdat op 3 april 1920 de eerste serie met opdruk werd uitgegeven. Deze eerste serie had de volgende waarden: 5, 10, 15, 20, 30, 40, 50 en 75 Pfennig en 1, 1.25, 1.50, 2.50 en 3 Mark (afb. 2). De 15 Pfennig in paars(violet) was vroegtijdig uitver-kocht, waardoor de noodzaak ontstond om deze waarde opnieuw te drukken. Op 1 mei 1920 werd de 15 Pfennig wederom uitgegeven, maar nu in bruinkarmijn en karmijnbruin. De van een opdruk voorziene zegels waren alleen geldig in het plebiscietgebied én in het plaatsje Münsterberg, dat weliswaar buiten het plebiscietgebied lag, maar volledig afhankelijk was van de postadministratie van Allenstein.

Duitse postzegels zonder opdruk gebruikt in de periode van 14 februari tot 3 april 1920 worden gezien als voorlopers van het plebiscietgebied Allenstein. Omdat postzegels zonder opdruk ongeldig werden per 26 april 1920, zijn mengfrankeringen mogelijk tussen 3 en 26 april en worden gezien als meelopers (afb. 3).

De eerste serie van 3 april 1920 betreft Germania-zegels met een drieregelige opdruk: PLÉBISCITE OLSZTYN ALLENSTEIN. Deze opdruk bestaat in twee types. Het eerste type betreft een opdruk met smalle, dunne letters en het tweede type bestaat uit veel dikker uitgevoerde letters (afb 4). Alle waarden zijn in beide types bekend behoudens de 15 Pfennig paars(violet); deze werd immers in bruinkarmijn en karmijnbruin opnieuw uitgegeven op 1 mei 1920.


Deze 15 Pfennig-zegel is in de donkere, karmijnbruine kleurvariant op 3 augustus 1920 eveneens in een afwijkend type gedrukt. De opdruk is wat hoger geplaatst, waardoor “DEUTSCHES REICH” in tegenstelling tot bij het normale type, niet is overdrukt. Deze variant is daardoor bekend geworden onder de naam “Overwinningszegel” (afb. 5)
De zegels van deze serie zijn óf in plaatdruk óf in walsdruk gedrukt met uitzondering van de 10 Pfennig, die in beide druktechnieken is gedrukt. De walsdruk is de meest voorkomende, terwijl de plaatdruk maar zeer zelden voorkomt. Postzegels in wals- en plaatdruk zijn op twee manieren te onderscheiden. De basiszegels in walsdruk zijn in dof rozerode kleur (duidelijke oorlogsdruk) en de zegels in plaatdruk zijn in bijna glanzende, felrode kleur uitgevoerd. Verder vertonen de zegels in walsdruk de karakteristieke “walsstrepen” op zowel de boven- als de onderrand van het vel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zegels van 10 Pfennig met velrand zeer gevraagd zijn.
Het aantal kleurvariaties bij de basiszegels is in tegenstelling tot bij de Germania-zegels zonder opdruk, gering. De 15 Pfennig bestaat in bruinkarmijn en karmijnbruine uitvoe-ring, de 20 Pfennig in ultramarijn en violetblauw en bij de Markwaarden zijn de 1.25, 1.50 en 2.50 Mark in verschillende kleurvarianten.
Plaatfouten
Slechts een klein aantal plaatfouten en andere opdrukafwijkingen zijn van deze serie bekend. Bij de 15 Pfennig karmijn-bruin is de “P” van “PLÉBISCITE” bekend met een schreefstreepje links-boven (afb. 6). Het betreft hier positie 95. Op exact dezelfde positie bij de zeldzame plaatdruk van de 10 Pfennig komt dezelfde fout voor. Dit is echter nog niet in de literatuur bekend en wordt hier voor het eerst gepubliceerd.
De 15 Pfennig karmijnbruin laat in het woord “PLEBISCITE” de laatste E als een “F” zien, zodat er een opdruk ontstaat “PLÉBISCITF”. Vermoedelijk is deze afwijking door slijtage van de plaat ontstaan. De auteur alsmede de beide keurmeesters bij de BPP (Bund Philatelistischer Prüfer) hebben deze afwijking nimmer gezien.



Bij de 1,25 Mark is op plaatpositie 30 een spatie tussen de “P” en de “L” in het woord “PLÉBISCITE” (afb. 7). Als laatste opdrukafwijking dient de dubbeldruk bij de 3 Mark genoemd te worden. Algemeen wordt aangenomen, dat er bij zes vellen een zwakke, eerste opdruk was ontstaan, voordat dit werd ontdekt door de drukker. Deze zes vellen zijn daarop opnieuw door de drukpers gegaan, waardoor er een dubbeldruk is ontstaan. In totaal is het aantal zegels dat van een tweede opdruk is voorzien, slechts 120 stuks (6 x 20), waardoor deze dubbeldruk tot de grote zeldzaamheden van Allenstein behoort (afb. 8).
De tweede opdruk
In mei/juni 1920 werd de tweede opdruk van Allenstein uitgegeven (afb. 9). De opdruk nu echter is in de vorm van een dubbele ovaal. In de dubbele ring staat de tekst: ”COMMISSION D’ADMINISTRATION ET DE PLÉBISCITE * OLSZTYN . ALLEN-STEIN * (Commissie van bestuur en volksstemming). In de binnenste ovaal staat de tekst: “Traité de Versailles art. 94, 95” (Verdrag van Versailles art. 94 en 95).
In artikel 94 van het Verdrag van Versailles staat een uitvoerige en gedetailleerde beschrijving van de staatkundige grenzen van Allenstein. Artikel 95 beschrijft de bevoegdheden van de commissie en geeft een uitvoerige uitleg over de regels van de volksstemming. Wie mag waar, wanneer en hoe zijn of haar stem uitbrengen op de volgende vraag: Wenst u dat Allenstein tot Duitsland blijft behoren of wenst u dat Allenstein voortaan tot Polen gaat behoren?
De basiszegels waarop de tweede opdruk is gedrukt, zijn dezelfde als die bij de eerste opdruk zijn gebruikt. Ook nu weer zijn de 15 Pfennig karmijnbruin en bruinkarmijn later gedrukt (25 juni 1920). Vanuit een postaal perspectief bezien lijkt deze opdruk volstrekt overbodig. Naar echter later is gebleken schijnen politieke motieven een belangrijke rol bij de totstandkoming van deze tweede serie gespeeld te hebben. De commissie wilde er daar waar mogelijk bij de burgerij van Allenstein de aandacht op vestigen, dat er een volksstemming aan zat te komen. Door de uitgave van een tweede emissie opdrukken zou de volksstemming wederom de aandacht op zich vestigen. De opkomst is erg hoog geweest, maar of de bedoelde postzegels hierbij een rol hebben gespeeld valt nog te bezien.
De basiszegels zijn in zowel in plaat- als walsdruk gedrukt, evenals bij de eerste emissie het geval was. Echter is nu de 20 Pfennig in beide druktech-nieken uitgevoerd. Het verschil is eenvoudig te herkennen, daar de plaatdruk in violetblauw is uitgevoerd terwijl de walsdruk in ultramarijn is uitgevoerd. Verdere noemenswaardige kleurvarianten zijn duidelijk waarneem-baar bij de 15 Pfennig in donker- en in zwartviolet, de 15 Pfennig in bruinkar-mijn en karmijnbruin en de 75 Pfennig, die in een donker- en blauw-groene omlijsting is gedrukt. Evenals bij de eerste uitgave het geval is, zijn de markwaarden ook hier in een aantal duidelijk verschillende kleurvariaties gedrukt. De 1,25 Mark in geel- en blauwgroen, de 1,50 Mark in geel-, rood- en diepdonkerbruin. Als laatste is de 2,50 Mark gedrukt in lilarood en roodlila.
Plaatfouten en opdrukafwijkingen
Wederom bij de 15 Pfennig karmijn-bruin is er op de posities 91 en 92 in een klein deel van de oplage een duidelijk waarneembare onderbreking van de binnenste ovaallijn. Deze plaatfout komt echter zeer weinig voor en is erg gezocht door de Allenstein-verzamelaars (afb. 10)


Geen plaatfout maar een duidelijk echtheidskenmerk is het horizontale streepje onder de “P” van “PLÉBISCITE”. Vertoont de opdruk een dergelijk streepje, dan is er sprake van een originele opdruk (afb. 11).
Dit streepje komt bij ca. 1 op de 4 zegels in het vel voor en is bekend bij alle waarden. Als laatste opdrukafwijking dient hier nog de dubbele en de kop-staande opdruk te worden genoemd. Beide zijn zeer schaars (afb. 12 en 13).


Onuitgegeven proeven
Aangenomen wordt dat de eerste proefdruk voor de Allenstein-opdruk de later uitgegeven tweede, ovale opdruk is geweest. Het eerste ontwerp voor deze Allenstein-opdruk is naar alle waarschijnlijkheid uitgevoerd op de 40 Pfennig in rood. De drukker schijnt echter grote problemen te hebben gehad bij het drukken van de ovale opdruk. De commissie, die daardoor in grote tijdnood kwam, accepteerde derhalve noodgedwongen dat de drukker de als eerste uitgegeven serie met de drieregelige opdruk uitgaf. De totale oplage bedroeg 10.000 stuks (100 vellen van 100 stuks). Deze zegels zijn van Berlijn naar Allenstein gestuurd maar nooit aan de loketten verkrijgbaar geweest. De vellen zijn na de plebiscietperiode weer naar Berlijn teruggestuurd. Jaren later, in 1950, doken er een aantal zegels op, die op de markt terecht zijn gekomen.

Eveneens op dezelfde naoorlogse Germania-zegels werden de waarden van 5, 10, 20, 30 en 40 Pfennig van de eerste, drieregelige Allenstein-opdruk voorzien. Deze serie heeft echter Berlijn nooit verlaten en zijn derhalve nooit in Allenstein geweest. Van deze zegels zijn maar 5 vellen van 100 zegels gedrukt en hadden vernietigd behoren te zijn. Ze zijn echter naar alle waarschijnlijkheid via het postmuseum in Berlijn in 1983 toch op de markt gekomen en zijn nu zeer gezochte zeldzaamheden (afb. 14).

Vervalsingen
Opdrukvervalsingen zijn bekend bij beide emissies op de voornamelijk lastige zegels, zoals de 15 Pfennig bruinkarmijn en karmijnbruin. Gelukkig zijn de bestaande vervalsingen relatief eenvoudig te herkennen maar een leek zal er grote moeite mee hebben de valse van de echte opdrukken te onderscheiden.
De belangrijkste verschillen bij de vervalsing van de eerste emissie zijn de letters “A” en “L” van “ALLENSTEIN”. Bij de vervalsing zijn beide letters (nagenoeg) verbonden, terwijl bij de echte opdruk er een duidelijke spatie aanwezig is. Tevens is er een duidelijk verschil waarneembaar bij het accent aigu op de “E” van “PLÉBISCITE”. Bij de vervalste opdruk loopt dat accent in de “E” over en is stomp van vorm, terwijl bij de echte opdruk het accent duidelijk scherp van vorm is en (nagenoeg) los van de “E” staat.
De opdrukvervalsing van de tweede emissie is iets lastiger te herkennen. Het ovaal is bij de vervalsing iets kleiner van omtrek en tussen de “d” en de “a” van “d’administration” is de apostrof een komma in plaats van een punt. Bovendien zijn de “ll” in “Versailles” beduidend langer dan bij de echte opdruk (afb. 15).

Het spreekt bijna voor zich dat met name de dubbeldrukken en kopstaande opdrukken voornamelijk als vervalsing bekend zijn. Deze opdrukafwijkingen behoren, zoals reeds eerder gememoreerd, tot de grote Allenstein-bijzonderheden indien ze echt zijn.

Stempels
Het plebiscietgebied Allenstein was verdeeld in tien verschillende postgebieden. In alfabetische volgorde zijn dat: Allenstein (28), Johannisburg (28), Lötzen (23), Lyck (24), Neidenburg (17), Oletzko (23), Ortelsburg (30), Osterode (28), Rössel (20) en Sensburg (24). Tussen de haakjes staat het aantal postkantoren met eigen stempels die tot dat postgebied behoorden. Er zijn verschillende stempels van één en hetzelfde postkantoor bekend geworden. Van het postkantoor in Rössel zijn er zelfs drie verschillende types bekend.
Bij het postgebied Allenstein dient nog vermeld te worden dat er afstempelin-gen van Münsterberg kunnen voorko-men. Münsterberg lag weliswaar niet in het plebiscietgebied maar was postaal wel van Allenstein afhankelijk. Deze situatie werd door de autoriteiten gedoogd.
Daarnaast bestaan er 25 spoorweg-stempels van de belangrijkste trein-routes van en naar het plebisciet-gebied Allenstein. Ten laatste dient vermeld te worden dat er 28 zoge-noemde stomme kurkstempels bestaan in de vorm van kruizen, cirkels, al dan niet onderbroken lijnen en punten. Deze stomme stempels kwamen voornamelijk voor op pakketkaarten en dienen dan ook slechts op poststuk verzameld te worden.
Alle stempels uit de Allenstein-periode zijn zwart met uitzondering van Allenstein1, Nikolaiken, Hohenstein en Willenberg, die eveneens in blauw bekend zijn geworden.
Veldpost
Samen met de Britse troepen werd eveneens het veldpostkantoor APO S.120 van het Rheinland naar Allenstein overgeplaatst. Dit veldpost-kantoor stond ten dienste van de Britse troepen in het plebiscietgebied. Post van de militairen naar het moederland was vrijgesteld van port en werd voor-zien van het veldpoststempel “ARMY POST OFFICE S.120”. Dit veldpost-kantoor werd op 13 augustus 1920 gesloten.
Het einde van het plebiscietgebied Allenstein
Op 12 augustus 1920 verliet de intergeallieerde commissie Allenstein, één maand na de volksstemming. De postzegels met plebiscietopdruk bleven nog geldig tot 20 augustus 1920. Intern echter werden deze postzegels nog doorgebruikt tot 13 september 1920, als gevolg van het chronische tekort aan postzegels in het gebied. Vanaf 13 september echter werd er een verbod van kracht op het verder gebruik van de plebiscietzegels.
Conclusie
Hoe klein het gebied Allenstein ook moge zijn, het heeft voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Oost-Pruisen. Postaal gezien biedt dit gebied met zijn beperkte aantal “eigen” postzegels toch een waar eldorado voor de filatelist. Met name op posthistorisch gebied is Allenstein een echte uitdaging. Het samenstellen van een posthistorische verzameling, waarbij de verschillende afstempelin-gen een hoofdrol spelen, kan verworden tot een levenswerk dat een geweldige voldoening kan geven.
Literatuurlijst:
- Michel Spezial Katalog 2004 – Schwaneberger Verlag
- De spiegelzaal – David Sinclair – Tirion Uitgeverij –